Soms hangt alles af van het juiste woordgebruik. Als je ergens voor pleit, noem het dan een noodzakelijke structurele hervorming: klinkt goed, en meteen heb je je tegenstander weggezet als iemand die niet wil inzien hoe disfunctioneel het systeem is, dan wel als iemand die hoogstens wat wil morrelen in de marge. Niemand wil de malloot zijn die blind bleef voor al wat fout liep, en niemand wil betrapt worden terwijl hij met spuug een tak aan een ballon probeert te plakken om zijn fiets rijdende te houden — terwijl naast hem een nieuwe wagen staat te blinken. Vooruit dus met die structurele hervormingen die onze mooie sociale welvaartsstaat moet redden! Vraag is: wat zouden die befaamde noodzakelijke structurele hervormingen waar zovelen de mond van vol hebben dan wel mogen inhouden? Waarvoor pleiten onze onafhankelijke think-tanks, waarvoor pleit de N-VA?
Bart Van Craeynest, hoofdeconoom bij Petercam, is zo vriendelijk verduidelijking te brengen:
Zo kunnen we vervroegde uittredingsmogelijkheden afschaffen, werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperken, de fiscale druk op arbeid verlagen en de loonvorming volledig vrij laten.
Vier zaken moeten ons dus redden:
1. Vervroegde uittredingsmogelijkheden afschaffen.
Wie op oudere leeftijd het ene bedrijf wordt buitengegooid, kan maar beter zien dat een ander bedrijf om hem staat te springen; brugpensioen is immers geen optie meer. Dat een oudere werkzoekende door zijn leeftijd te duur zou zijn, daar kan een mouw aan gepast worden: we kunnen altijd de lonen doorheen een carrière weer laten zakken. Probleem opgelost!
In hetzelfde genre maatregelen past de vraag om de pensioenleeftijd fors op te trekken: vermits we langer leven, is het niet meer dan normaal dat we ook langer zullen moeten werken. Minstens tot ons 65ste, en liefst langer. “Schande!”, roepen we dus, en: “Profiteurs!”, wanneer bij een ontslagronde arbeiders van 52 op brugpensioen worden gestuurd. Want wij zullen ons mogen uitsloven opdat zij een beetje in hun tuin zouden kunnen schoffelen.
Helaas zijn feiten weerbarstiger dan simpele slogans. De levensverwachting is inderdaad gestegen, maar tegelijk is de ongelijkheid tussen de verschillende sociale klassen verscherpt. Een man van 25 jaar met een universitair diploma kan verwachten dat hij 5 jaar langer zal leven dan een leeftijdsgenoot die enkel een diploma lager onderwijs heeft. Een jaar langer werken heeft dan ook een veel grotere impact op wie lager geschoold is: aan hem wordt gevraagd een veel groter deel van zijn pensioenjaren op te geven dan aan wie hoger geschoold is. En de verschillen verdiepen nog wanneer we niet louter kijken naar de levensverwachting, maar naar de verwachte ‘gezonde jaren’. Hier heeft onze universitair maar liefst zeventien gezonde jaren meer voor de boeg dan zijn lager geschoolde leeftijdsgenoot. Bij vrouwen bedraagt dat verschil zelfs een kwarteeuw.
Concreet: terwijl een hoger geschoolde op zijn 65ste inderdaad nog wat in zijn tuin zal kunnen schoffelen, is een lager geschoolde op dat moment al meer dan een decennium zwaar met zijn gezondheid aan het sukkelen. De pensioenleeftijd voor iedereen vastleggen op minstens 65 jaar heeft dan ook alles van een radicaal asociale maatregel: wie lager op de sociale ladder staat en heel zijn leven minder heeft verdiend zal langer moeten werken, opdat wie hoger op die ladder staat langer onbezorgd van zijn pensioen zou kunnen genieten.
2. Werkloosheidsuitkeringen in de tijd beperken.
De idee hierachter moet zijn dat een langdurig werkloze liever lui dan moe is: anders had hij immers al lang werk gevonden. Onze bedrijven zouden niets liever doen dan hen een job geven, toch? Niet dus: nergens gaapt zo’n wijde kloof tussen het profiel van een werkzoekende en het profiel van een openstaande vacature. Wie in België langdurig werkloos is, is dat vaak niet omdat hij niet wil werken, maar omdat geen enkel bedrijf hem in dienst wil nemen. Hoe zijn werkloosheidsvergoeding schrappen hem dan sneller aan werk moet helpen, is volstrekt onduidelijk. Het betekent immers ook geen activering meer, geen bijscholing, geen sollicitatiecursus. Klop maar bij het OCMW aan. De boodschap mag dan wel vermomd zijn als structurele hervorming, ze is niet minder duidelijk: u, beste man, kunnen we niet gebruiken; we zijn dan ook niet van plan in u te investeren.
3. De fiscale druk op arbeid verlagen.
Tussen de loonkosten van een bedrijf en wat een werknemer effectief op zijn rekening gestort krijgt, gaapt een te grote kloof — daar is zowat iedereen het over eens. Wat houdt een radicale hervorming dan tegen? Simpel: van zodra gesuggereerd wordt dat lasten op arbeid best verschuiven naar iets als, ik zeg maar wat, een vermogenswinstbelasting, schreeuwt men moord en brand. Dat kan niet doorgaan, en dat zal niet doorgaan, zegt men ferm.
Probeer het te begrijpen: een mens kan geld verdienen door te werken, en een mens kan geld verdienen door al veel geld te hebben. Op dit moment wordt de eerste bron van inkomsten zwaar belast, de tweede bron van inkomsten nauwelijks. En merkwaardig genoeg zijn dezelfden die beweren de belangen van de werknemers te verdedigen er als de dood voor dat belastingen verschoven worden van arbeid naar vermogen. Gesteld voor het alternatief houden ze voet bij stuk: als een verlaging van de lasten op arbeid een vermogenswinstbelasting inhoudt, dan passen we. Nog liever dat bedrijven wegtrekken uit België en dat de werkloosheid toeneemt (dat is immers het gevolg van onze hoge belastingen op arbeid, herhalen ze tot vervelens toe), dan dat wordt geraakt aan de winst die we maken met onze grote vermogens.
Voor de goede orde combineren ze hun njet met een nauwelijks verholen dreigement. Raak aan ons vermogen, en wij parkeren het in het buitenland. Gedaan met spelen. Zonder enige gêne buiten ze zo het voordeel uit van —excusez-moi les mots— het kapitaal tegenover de werkmens. Geld versluizen van het ene land naar het andere, op zoek naar een hoger rendement, dat kost je een muisklik. Jezelf verhuizen naar een ander land, op zoek naar een betere job, dat kost je je thuis, je familie, je vrienden. Het hoeft dus niet te verwonderen dat de verleiding altijd groter zal zijn om arbeid te belasten dan om grote vermogens te belasten. Het hoeft niet te verwonderen, maar dat wil nog niet zeggen dat we het moeten aanvaarden.
4. De loonvorming volledig vrij laten.
Als klap op de vuurpijl —allemaal in naam van het redden van de sociale welvaartsstaat door structurele hervormingen, weet je nog— dient de loonvorming volledig vrij te zijn. Concreet betekent dit, bijvoorbeeld, dat het minimumloon afgeschaft moet worden: als een bedrijf maar 2 euro per uur wil betalen aan iemand om een job uit te voeren, dan is dat zo. Degene die werk zoekt is tenslotte vrij om dat aanbod te aanvaarden of te weigeren; als hij het aanvaardt, dan betekent dit dat het bedrijf geen te laag loon heeft aangeboden: anders had hij wel geweigerd, nietwaar? De staat heeft daar verder niet in tussen te komen: die belemmert alleen maar de vrije marktwerking, en verhindert zo dat iedereen die een job wil, een job vindt. Logischerwijze moeten dan ook de werkloosheidsvergoedingen flink dalen: het zou maar al te absurd zijn mocht iemand meer verdienen door thuis te zitten, dan door een job van 2 euro per uur te aanvaarden. Twee keer winst dus: meer mensen aan het werk, en lagere werkloosheidsvergoedingen. Toegegeven, 2 euro per uur, dat klinkt weinig, maar de zelfvoldoening die iemand krijgt door een job te hebben is uiteindelijk ook iets waard.
Volledig vrije loonvorming, dat betekent ook dat het gedaan is met collectieve arbeidsovereenkomsten, gedaan met vakbonden die de stem van werknemers verenigt. De voortdurende aanvallen van de N-VA op de werknemersbeweging passen natuurlijk perfect in dit plaatje. Hoe slechter georganiseerd de werknemers, hoe slechter de voorwaarden die ze kunnen afdwingen van bedrijven. Ik heb er in een vorige post al naar verwezen, maar ten overvloede: de toenemende inkomensongelijkheid in de VS volgt de tanende macht van de vakbonden, en dat is niet bepaald toeval. Wie zich niet kan organiseren, diens stem wordt niet gehoord. De aanvallen op de werknemersbeweging —of ze nu uit politieke hoek komen, dan wel uit de hoek van het bedrijfsleven— zijn niet in de eerste plaats aanvallen op een instituut uit een voorbije tijd. Het zijn aanvallen die de macht van de werknemer zelf moeten breken. Allemaal in naam van het redden van de sociale welvaartsstaat.
Vergis je niet wanneer je ‘structurele hervormingen’ hoort: they are after you. Ik kan alleen maar besluiten met de woorden van Jean-Jacques Rousseau:
C’est précisément parce que la force des choses tend toujours à détruire l’égalité, que la force de la Législation doit toujours tendre à la maintenir.
dit was een “blik-opener” M.