Geïnspireerd door de column in De Standaard van Lorin Parys, waarin hij de bal nogal vreselijk mis slaat (niet voor de eerste keer), en de discussie op twitter die erop volgde, een snelle FAQ (fouten? haal ze er samen met mij uit):
Q: Zijn de armoedecijfers van België en de Verenigde Staten “grosso modo hetzelfde”: 15%?
A: Neen. Parys gebruikt in zijn column twee verschillende manieren om armoede te meten onbekommerd door elkaar. De Verenigde Staten meet armoede door iedereen die onder een absolute middelengrens valt te tellen, terwijl België (net als de rest van de EU) armoede meet door iedereen te tellen die onder een relatieve middelengrens valt, i.c. 60% van het mediaaninkomen van dat land: twee methoden die geenszins met elkaar te vergelijken zijn.
Q: En dus valt er niets te zeggen over België in vergelijking met de VS?
A: Jawel. Ten eerste kunnen we er al op wijzen dat volgens de OESO de absolute armoedegrens, zoals die in de VS gehanteerd wordt, plus minus overeenkomt met een relatieve armoedegrens van 40% van het mediaaninkomen. Als we dit als uitgangspunt nemen en geloof hechten aan Parys’ cijfer van 15% armoede in de VS, dan komen de States er wel heel bekaaid vanaf: in België leeft immers ‘slechts’ 3,6% van de bevolking onder deze inkomensgrens.
De OESO publiceert echter ook gegevens die wel vergelijkbaar zijn met elkaar, en die een grens van 50% van het mediaaninkomen als limiet stellen. En daar zien we dat België zich aan de linkerzijde van het spectrum bevindt (met een armoedecijfer van 8%), terwijl de VS helemaal aan de andere zijde te vinden zijn (met een armoedecijfer van 17,4%).
Q: België telt dus in verhouding minder mensen die in armoede leven dan de VS. Is daarmee de kous af?
A: Neen. Dat België het volgens dit criterium beter doet dan de VS wil nog niet zeggen dat België het ook goed doet, of dat zijn armoedebeleid ook efficiënt zou zijn. Vergelijken we ons bijvoorbeeld met onze buurlanden, dan zien we dat België weliswaar relatief minder mensen heeft die onder de armoedegrens leven dan Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, maar meer dan Frankrijk – en een pak meer dan Nederland.
A: Neen. Als we naar het mediaaninkomen zelf kijken –het criterium aan de hand waarvan de armoedegrens wordt berekend– dan zien we immers dat dit in het Verenigd Koninkrijk weliswaar lager ligt dan in België, maar in Duitsland net hoger. Er valt iets voor te zeggen dat iemand die net aan die grens raakt in Duitsland er dus beter voor staat dan iemand die net aan die grens raakt in België.
Q: Stijgt de armoede in België?
A: Niet als we naar de evolutie kijken van het aandeel van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft.
Q: België zet de grote middelen in om armoede te bestrijden. Levert dat iets op?
A: Heel wat zelfs. Met pensioenuitkeringen kan België het armoedecijfer met 14,8 procentpunt terugdringen, en met de overige sociale uitkeringen (zoals werkloosheidsuitkering, kinderbijslag, huurbijstand etc.) doen we daar nog eens 12,7 procentpunt af. In totaal slaagt het sociale beschermingssysteem in België er dus in om 28,4% van de bevolking boven de armoedegrens te tillen.
Q: Ja maar, wat kost ons dat allemaal?
A: Veel. Tussen 27,3% van haar BBP (het Verenigd Koninkrijk) en 33,6% (Frankrijk). België zit daar netjes tussenin, met een budget van 30,4%.
Op z’n minst in dit opzicht lijkt het Belgische beleid dus vrij efficiënt te zijn: om de armoedegraad met één procentpunt te doen dalen, heeft België 1,07% van haar BBP nodig; in Nederland loopt dit op tot 1,21%.
Tot hier. Andere vragen zijn voor de comments, of voor een andere keer.
(PS: wie zich ook wil laten gaan: de Eurostat-cijfers zijn hier terug te vinden; de code van de database die ik hier gebruikt heb staat telkens in de vierkante haakjes onder de grafiek.)
Update 15/01/2014: In zijn column in De Standaard (“Reken je rijk”) verwijst Marc Reynebeau onder meer kort naar deze blogpost:
Omstandiger studiewerk van blogger Matthias Somers leerde gisteren dat België niet overdreven veel besteedt aan armoede en daarin, in termen van rendement van de ingezette middelen, ook nog eens ‘vrij efficiënt’ is. Als dat contra-intuïtief lijkt, ligt dat dus niet aan de feiten maar aan die intuïtie, aan vooroordelen dus.
Ik geflatteerd natuurlijk. Maar belangrijker dan dat is de conclusie van Reynebeau’s stuk:
Politiek moet niet worden verward met statistiek. Zoals alle beleid is ook sociaal-economisch beleid een zaak van politiek. De sociale ongelijkheid willen beperken of bedrijven willen subsisiëren is een politieke keuze en verantwoordelijkheid. Daarom houden politici (en parapolitieke denktanks) dus maar beter op met zogeheten studies die alleen maar stemmingmakerij op het oog hebben. De democratie is er ook en vooral in verkiezingstijd beter van gediend dat duidelijke politieke keuzen worden geformuleerd, niet dat er wordt gegoocheld met nietszeggende Europese gemiddelden.
Hear, hear. Het citeren van de resultaten van deze of gene studie is in geen enkel opzicht een substituut voor het maken van (soms moeilijke) politieke keuzes: waar wil je als maatschappij naartoe? Daar draait het uiteindelijk om – niet om de vraag of het budget dat in België besteed wordt aan sociale uitgaven 30.4% dan wel 29.6% bedraagt.
Ik snap niet volledig waarom je alleen naar trendgroei van BBP en mediaaninkomen kijkt (i.e. het niveau van 1995 voor iedereen als basis = 100 zetten.) Is de evolutie van het absolute niveau niet intuïtiever?
In de eerste plaats gedaan om de evolutie van het BBP/capita met de evolutie van het mediaaninkomen te kunnen vergelijken: da’s eenvoudiger wanneer we de trendgroei in plaats van de evolutie van het absolute niveau bekijken.
Sterke bijdrage, waarvoor dank!
Je voorlaatste figuur betreft de gehele sociale zekerheid inclusief ziekteverzekering, pensioen, werkloosheidsuitkeringen, etc. Veel van deze middelen gaan toch naar de middenklasse ipv de mensen in armoede? Moeten we geen onderscheid maken tussen de verschillende niveau’s in sociale zekerheid (OCMW, meer bepaald)?
Ik vermoed dat OCMW onder sociaal exclusion valt. Je raakt aan de eeuwige discussie in sociaal beleid tussen selectivisten en universalisten. De eerste groep wilt een efficiënter sociaal beleid gericht op wie er het meeste nood aan heeft. De tweede groep wilt een breed sociaal beleid dat ook noden van andere groepen ledigt, om het draagvlak van het sociaal beleid overeind te houden. De discussie over kinderbijslag is daarin exemplarisch : geven we veel aan weinig kinderen, of geven we een veel lager bedrag aan alle kinderen?
Ziekteverzekering, pensioenen, kinderbijslag etc. zijn mee inbegrepen in die figuur van totale sociale beschermingsuitgaven omdat ze een belangrijke manier blijven om mensen in de middenklasse te houden: zoals de grafiek er even boven toont, zijn pensioenuitkeringen alleen al verantwoordelijk voor het boven de armoedegrens tillen van 14,8% van de Belgische bevolking. Ze komen dus zeker de middenklasse ten goede – maar veel van die mensen behoren net tot de middenklasse *dankzij* die sociale transfers: zonder hen zou maar liefst 43% van de Belgen –en dus een groot deel van onze zogenaamde middenklasse– onder de armoedegrens duiken. Het aandeel van sociale bijstand (i.e. leefloon etc.) in heel dit verhaal is relatief beperkt.
En ook: wat Pieter hier net boven zegt. 🙂
Het is waar dat de armoedecijfers van België en de Verenigde Staten moeilijk vergeleken kunnen worden. Lidstaten van de Europese Unie kunnen we echter wel met elkaar vergelijken aan de hand van gegevens van eurostat, met 60% van het mediane (nationale) beschikbare inkomen als grens voor relatieve armoede.
Ik neem als voorbeeld het land waar ik momenteel zelf woon, Estland, één van de meest neoliberale landen ter wereld. Estland spendeerde in 2011 16,1% van het BBP aan sociale bescherming, België 30,4%. België spendeerde dus bijna dubbel zoveel van BBP aan sociale bescherming. Men zou denken dat dit toch een grote impact heeft op het verschil in niveau van armoede tussen beide landen. Het verschil blijkt echter niet zo groot. In Estland leefde in 2011 17,5% van de bevolking onder de armoedegrens, in België 15,3%.
Ook frappant zijn de cijfers voor Tsjechië. Dit land spendeerde in 2011 ‘slechts’ 20,4% van het BBP aan sociale bescherming. Hier leefde in 2011 echter ‘slechts’ 9,8% van de bevolking onder de armoedegrens, een pak minder dan in België. Hogere sociale uitgaven gaan dus niet noodzakelijk samen met een grotere reductie van armoede.
Links:
Klik om toegang te krijgen tot 3-21112013-AP-EN.PDF
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=0&language=en&pcode=t2020_52&tableSelection=2
En laat ons ook eens wat meer aandacht besteden aan absolute armoede (materiële deprivatie).
In Zweden is de relatieve armoede van 2004 tot 2012 fors gestegen, van 11,3% naar 14,2%. Dit benadert dus bijna het Belgische cijfer van 14,8% voor 2012 (voorlopige schatting).
In 2004 was 3% van de Zweedse bevolking materieel gedepriveerd. In 2012 is dit, ondanks de toename van de relatieve armoede, gedaald tot slechts 1,3%. In België is over dezelfde periode het deel van de bevolking dat materieel gedepriveerd is, gestegen van 4,7% tot 6,5% (die laatste waarde is voor België ook weer voorlopig, men neemt zijn tijd met het indienen van statistieken). Dat is toch wel een fors verschil met Zweden.
In onze media wordt steeds eenzijdig gefocust op relatieve armoede, maar over materiële deprivatie hoor je bijna nooit iets. Het is toch opvallend dat België met vergelijkbare uitgaven voor sociale bescherming als Zweden, hier zo slecht scoort.
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=0&language=en&pcode=t2020_53&tableSelection=2
http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=0&language=en&pcode=t2020_52&tableSelection=2