Wanneer één kind op vier elke dag opnieuw moet proberen te vergeten dat het leeft op de rand van armoede, en probeer maar eens onder die constant dreigende wolk uit te komen; wanneer we na nog eens een massale ontslagronde van een bedrijf dat zijn winsten wil veiligstellen niet meer lijken te kunnen doen dan de getroffen gezinnen aanmanen niet bij de pakken te blijven zitten, en om hen te helpen zullen we hun uitkeringen afbouwen; wanneer we een minister toejuichen want deze winter hoeven er toch niet al te veel mensen op straat te slapen, al meldt de krant nog steeds in een klein berichtje dat een man doodvriest in het centrum van Brussel; wanneer we een tweekamerappartement zonder stromend water laten verhuren aan een gezin van negen, want beter dat dan in een stationshal moeten leven, niet?, en denk je dan niet meteen aan die twee kleintjes, hoe oud zouden ze geweest zijn?, vijf jaar? zes?, die er op een driewielertje toertjes aan het rijden waren terwijl hun ouders tegen de muur lagen te slapen, en jij op weg naar een feestje; wanneer onze politie een naakte man kan doodschoppen en onze justitie perslui kan veroordelen voor het schrijven van wat ze denken; wanneer we in een kramp schieten wanneer we plots beseffen dat een Europa met open grenzen niet alleen betekent dat wij onze marchandise makkelijker kunnen slijten in Roemenië en Bulgarije, maar ook dat Bulgaren en Roemenen hier een betere toekomst mogen zoeken, al zoeken wij nog zoveel manieren om hen zo ver mogelijk van hier weg te houden in plaats van te kijken hoe we hen zo goed mogelijk op weg kunnen helpen; wanneer we bij het vaststellen van endemische werkloosheid en schooluitval in bepaalde wijken niet verder komen dan hen vermanen beter hun best te doen; wanneer we het blijkbaar nog steeds zo moeilijk vinden om hetzelfde natuurlijke respect op te brengen voor een vrouw als voor een man; wanneer we het te duur vinden om mensen met hiv die het zelf niet kunnen betalen gratis aids-remmers te geven; wanneer we mensen met psychische moeilijkheden wegstoppen in een cel en verder vergeten, want hen begeleiden kost ons te veel geld, en wie gaat het ook voor hen opnemen?; wanneer we enkel wat kunnen stamelen, wanneer we al onze woorden kwijt lijken te zijn, wanneer we niet weten waar kijken als ons nichtje vraagt waarom die man daar in zijn eigen vuiligheid zit, een blik bier gekneld in zijn vuist, en de onrust en de teleurstelling en de plaatsvervangende schaamte wolken op in haar hoofd en wij vinden het ondertussen zo makkelijk ons gemoed niet te laten bezwaren door de tegenslag van een ander want nooit is het ook onze verantwoordelijkheid; ik vraag je, hoe kunnen we dan zeggen, we doen het hier zo slecht nog niet?
fier op mijn petekind dat omdat je de zaken zo juist inziet.