Het is een wat bevreemdende maar daarom niet minder belangrijke discussie: moet de vrijheid van meningsuiting, één van de pilaren van onze maatschappij, ingeperkt worden? Bevreemdend, omdat het volstrekt onduidelijk is hoe onze basisvrijheden beknotten hen zou beschermen. Belangrijk, precies omdat het gaat over het belang dat we hechten aan de meest fundamentele principes die onze samenleving schragen.
Het recht op vrije meningsuiting is nu al niet absoluut: de wetgever verbiedt het aanzetten tot haat, oproepen tot geweld, en negationisme, het ontkennen van de Holocaust. En precies die inperking van wat een absoluut recht heet te zijn, precies dat gebrek aan zuiverheid van de wet die de vrijheid van meningsuiting garandeert, wordt nu als een koevoet ingezet om de wet verder open te breken — of juister, uit te hollen. Want als het recht op vrije meningsuiting nu al niet absoluut is, wat let ons dan om, wanneer de nood het eist, dat recht verder in te perken?
Verdedigers van de vrijheid van meningsuiting, enerzijds uit een drang naar absolute zuiverheid, anderzijds bezorgd om dit hellend vlak, pleiten er in respons weleens voor om de bestaande uitzonderingen af te schaffen: principieel is er geen enkele goede reden te bedenken om negationisme wél strafbaar te maken wanneer verder alles gezegd moet kunnen worden. En al valt daar zeker iets voor te zeggen, ik volg hen niet. Want het is een jammerlijke realiteit dat antisemitisme dezer dagen weer meer opgang maakt: nu de negationismewet afschaffen mag vanuit principieel oogpunt wel juist schijnen, het signaal zou fout zijn.
Arbitrair? Zeer zeker. Want waarom het ontkennen van de Holocaust strafbaar maken, maar niet het ontkennen van de Armeense genocide? Waarom een oproep tot geweld verbieden, maar niet uitingen van sympathie met terroristen? Waarom een boodschap die aanzet tot haat bestraffen, en waar stopt het satirische karakter van een cartoon? — Paradoxaal genoeg is echter net die arbitrariteit, net dat gebrek aan zuiverheid, een reden te meer om de wet niet open te breken: elke nieuwe uitzondering vandaag wordt morgen een argument om nog meer uitzonderingen strafbaar te maken, en overmorgen blijkt het uw mening te zijn die men opruiend vindt, en daarom best verboden wordt. Net dat gevaar gebiedt ons dus de palen van het hek dat de uitzonderingen op het recht op vrije meningsuiting begrenst, nog dieper in de grond te heien: aan deze grens valt niet te tornen. Maar het is niet omdat we van iets vinden dat het niet verboden mag worden, dat we daarom ook vinden dat het moet kunnen. Met wettelijke verboden horen we heel wat spaarzamer om te springen dan met morele oordelen; de grenzen van de wet en die van de moraal vallen niet samen.
*Dit stuk verscheen op donderdag 28 juli in DS Avond.
“Want het is een jammerlijke realiteit dat antisemitisme dezer dagen weer meer opgang maakt: nu de negationismewet afschaffen mag vanuit principieel oogpunt wel juist schijnen, het signaal zou fout zijn.”
Wat je hier zegt lijkt heel veel op de redenering die de mensen die de wet op vrije mening willen aanpassen gebruiken, vind ik. Ten eerste vinden zij het ook een fout signaal als de geviseerde meningen worden toegelaten door de wet. Ten tweede willen ze eveneens hierdoor een probleem dat “tijdelijk” groter is inperken en aanpakken. (Hierbij ga ik ervan uit dat je de wet wil behouden omdat het probleem (antisemitisme) anders groter zou worden.)
Vraag is of de wet zijn doel niet voorbij schiet, ik betwijfel sterk of deze inperking van de mening mensen op andere gedachten zou brengen of de verspreiding van het gedachtegoed zou kunnen beperken. Ik denk zelfs dat het mensen die erin geloven sterkt in hun geloof en sommigen mensen zelfs toe aanzet om het te gaan geloven.
Daarbij komt dan nog dat antisemitisme en negationisme alhoewel ze vaak samenhangen niet hetzelfde inhouden. Je kan perfect de Holocaust ontkennen en geen antisemiet zijn, al is dat heel onwaarschijnlijk. Maar dan nog als je antisemiet bent en aanzet tot haat waarom zou je dan nog veroordeeld moeten kunnen worden voor negationisme? Wat is het nut? Moet één of andere onnozelaar die denkt dat de Holocaust niet heeft plaatsgevonden, om welke reden dan ook, enkel daarom berecht kunnen worden? Mijn punt, berecht het echte misdrijf niet iets dat er vaak mee samenhangt maar geen misdrijf is.
Tot slot, kun je vanwege de de heersende situatie zomaar grondrechten inperken, gewoon omdat het signaal fout of juist is?