Dalrymple’s clochard

“Hoe groot is de kans dat wij de problemen van Europa oplossen?” Het is een pertinente vraag die Theodore Dalrymple zich stelt in een recente column in De Standaard (9 januari 2012), een vraag die gevoed wordt door z’n vaststelling dat het aantal bedelaars en clochards in de straten de laatste harde maanden dramatisch lijkt te stijgen terwijl de restaurants waar “champagne en oesters” geslurpt wordt toch nog steeds afgeladen vol zitten. Trekt Dalrymple van leer tegen de groeiende ongelijkheid? Vindt hij het schandalig hoe een steeds grotere groep mensen door het systeem wordt uitgespuwd als overbodige ballast? Niets van dat alles.

Er zijn twee soorten mensen, zo leert hij van zijn financieel adviseur: zij die het prima doen in onze moderne economie, en zij “die niet kunnen volgen.” Samen met Dalrymple slaken we een zucht van opluchting wanneer hij wordt gerustgesteld: met zijn spaarcentjes moet hij er wel komen; hij is immers pienter genoeg om te floreren in moeilijke tijden. Voor een hele hoop anderen is de toestand echter minder rooskleurig: zij zijn te traag, te gebrekkig, te dom, of anderszins onbekwaam om zichzelf te redden. Het zijn geen winnaars maar losers, losers die het moeten doen “met een overheidsuitkering of een pover loontje.” Het is een beetje jammer dat Dalrymple en zijn financieel adviseur zich niet afvragen of het onvermogen van een werkloze magazijnier of een onderbetaalde verpleger om gezellig mee op restaurant champagne te slurpen werkelijk betekent dat zij te traag zijn voor onze samenleving, maar alla, een mens kan niet alles willen, en Dalrymple heeft ook maar zoveel regeltjes die hij mag volpennen in de krant. Uiteindelijk zijn het ook niet alleen de sukkelaars met een uitkering of een pover loontje die de snelheid van onze moderne economie niet aankunnen: proberen zij op z’n minst toch nog achter de winnaars van deze wereld aan te hobbelen, de clochard ligt uitgeteld tegen de grond. En dat is een probleem dat Dalrymple al lang bezighoudt, zo vertelt hij ons.

Of beter: dat we moeten zien hoe een clochard uitgeteld tegen de grond ligt, dat vindt hij onvergeeflijk. Dat we hen moeten rieken. Heeft de maatschappij dan niet het recht “hen aan het gezicht te onttrekken”? En is het niet jammer dat niet precies te “berekenen” valt hoeveel nut “het verwijderen van stinkende mensen” zou opleveren? — anders zouden bevoegde instanties misschien wel, eindelijk!, optreden tegen de schande die de zichtbaarheid van de minder fortuinlijken is. Helaas, er gebeurt niets. De overheid weigert één van haar kerntaken op te nemen: Dalrymple en de zijnen beschermen tegen het zien van “sukkels.” Als die sukkels honderdduizenden kunnen blijven “uitdagen” door hun simpele zichtbaarheid, als we zelfs hen niet kunnen oplossen, dan moeten we ons inderdaad de vraag stellen: “Hoe groot is de kans dat wij de problemen van Europa oplossen?”

Submit a comment

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s