Alsof we op een rumoerig terras zitten en flarden opvangen van gesprekken aan naburige tafeltjes, zo voelt de lezer zich na de eerste bladzijden van Uwe Johnsons monumentale roman Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl (oorspronkelijk vier delen, verschenen tussen 1970 en 1983). Fragmenten van verhalen, plots begonnen, al even plots afgebroken en weer hernomen, waarin onbekenden opduiken en weer verdwijnen; eenzijdige telefoongesprekken; krantenartikels, ironisch becommentarieerd, dringen zich op — en de lezer moet uit deze scherven geschiedenis zelf maar weer een samenhangend beeld van de wereld reconstrueren.
De Duitser Uwe Johnson (1934-1984) is geen fatsoenlijk schrijver, die zich houdt aan de regels van wellevendheid en de lezer enkele uurtjes gezellige verpozing biedt. Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl is ‘een uiteenspattende golf die ons omver gooit, laat rondtollen, over de korrelige bodem sleept,’ en ons happend naar adem weer achterlaat.
We volgen, samen met de verteller, een jaar lang Gesine Cresspahl en haar dochter Marie door het roerige New York van het einde van de jaren 60, een stad die in beeld komt via artikels uit de krant: ‘Nu bestaan [deze gebeurtenissen] echt, want de New York Times, het officiële blad, bericht over ze.’ Deze gemedieerde toegang tot de stad waarin Gesine leeft is geen toeval. New York blijft haar in wezen vreemd, verschijnt als een bedreiging. ‘En verder de gebruikelijke moorden’, rapporteert ze vanuit de stad waar de slum ‘een kwal is die in de maatschappij ronddobbert’, met winkels waarvan weinig meer rest dan ‘de stoffelijke overschotten van de hoopvolle verwachtingen die de detailhandel ooit ten aanzien van de bewoners had gekoesterd.’ Een klein stukje tekst dat ze heeft aangebracht in haar kantoor, behoedt haar voor de valse idee dat ze hier ooit thuis zou zijn: ‘Ze begrijpt niet wat deze woorden van elkaar weten en de lichte, draaierige duizeling bij de aanblik van deze zin waarschuwt haar voor de illusie dat zij ooit aan de Engelse kant van de taal zou kunnen leven.’
De vervreemdende, gemedieerde relatie tot het New Yorkse heden contrasteert scherp met Gesines omgang met haar afkomst, het verleden van haar ouders en haarzelf, dat ze poogt te reconstrueren in de verhalen die ze haar dochter Marie vertelt. Stemmen uit het verleden stuwen zich in Gesine omhoog, praten met haar mee, voeren haar terug de tijd in; ‘flarden, splinters, scherven, spaanders’ van haar geschiedenis trekken scheurtjes in haar denken; haar heimat neemt haar over: ‘Ze was niemand; een veld van herinnering waarop vreemde grassen groeien, onweershemel boven de Baltische zee, de geur van gras na regen.’ In Gesine balt de geschiedenis van een stadje in de Duitse provincie zich samen, doorheen het woelige einde van de Weimartijd, het nazisme en oorlogsjaren, de Sovjet-Russische overheersing van de vroege DDR, als een zwaar te dragen schuld.
Uwe Johnson beschrijft het met bruuske perspectiefwisselingen, in een veelheid aan stemmen en voortdurend verschuivende stijlregisters, moeiteloos zwenkend tussen lyriek en milde ironie, de taal van het New Yorkse bankkantoor en van het achterafzaaltje van een Mecklenburgs café, intimiteit en koele afstandelijkheid, in veelkantige verhaalfragmenten die zich telkens opnieuw aan onze greep onttrekken: ‘Terwijl zojuist nog de betekenis achter de hekken van het weten opgesloten leek, is ze nu ontsnapt, en bij de volgende stap is er geen vaste grond meer onder de voeten maar bodemloze leegte.’
Het literaire experiment kan snel verzanden in een spel dat er enkel toe dient de superioriteit van de schrijver te bewijzen, literaire krachtpatserij met de lezer als boksbal. Uwe Johnson hanteert zijn stijlmiddelen echter volkomen beheerst. Nergens gaat zijn literaire virtuositeit met hem aan de haal. Geduldig en zorgvuldig, in precieze taal, schrijft Johnson, met inzet van al zijn mogelijkheden, aan zijn geschiedenis, waarin elke relatie met de ander, elke band met de werkelijkheid als uiterst fragiel verschijnt, en elk moment dreigt te verkruimelen.
Ondanks de vele stemmen, de schier eindeloze gesprekken, de zich steeds verder vertakkende verhalen is Een jaar uit het leven van Gesine Cresspahl in wezen dan ook een erg eenzaam boek. De lezer blijft ontredderd achter.
— Verscheen eerder in De Standaard Der Letteren.