Wij leven, God zij geloofd, in een liberale maatschappij. Het liberalisme heeft religie en moraal geprivatiseerd en het publieke leven geseculariseerd; elk voor zich mag zijn leven inrichten naar eigen inzicht, maar de eisen die men zichzelf stelt, heeft men anderen niet op te leggen. Geloof kan en mag in zo’n samenleving niet pretenderen meer te zijn dan louter een privaat sentiment.
Een werkelijk doorleefd geloof laat zich echter niet inperken: het ontleent zijn autoriteit voor de gelovige immers precies uit het feit dat het die gelovige ver overstijgt en op geen manier te reduceren is tot zijn eigen kleine geest, en de morele eisen die het geloof oplegt hebben voor de gelovige haast per definitie een publiek belang. Voor wie werkelijk overtuigd is van de heiligheid van het leven, is niet alleen abortus of euthanasie zelf een aberratie, maar ook de idee dat het een strikt private zaak zou zijn waar een welgeordende maatschappij zich verder niet mee te moeien heeft. Hoe kan men zich neerleggen bij een beslissing van een mens wanneer de te volgen geboden en verboden van hogerhand komen, en die menselijke beslissing tegen de goddelijke orde zelf zou ingaan? De liberale samenleving, net doordat ze religie en moraal privatiseert om ruimte te scheppen voor conflicterende visies op het goede leven, is zo gedoemd de gelovige steeds te frustreren. Elk beroep op een hogere macht die het individu overstijgt is immers bij voorbaat illegitiem.
Maar net zoals morele aanspraken op het doen en laten van een ander niet gelegitimeerd kunnen worden door zich te beroepen op een goddelijke orde, zo is er in een liberale maatschappij in principe geen plaats voor eender welk beroep op een orde die het individu zelf overstijgt — en dus ook niet op die van bijvoorbeeld een cultuurgemeenschap. De rechten van een individu om z’n eigen leven vorm te geven kunnen en mogen in een liberale maatschappij niet ingeperkt worden omdat zijn levensproject in zou gaan tegen wat één of andere cultuurgemeenschap voorschrijft als normaal, of gebruikelijk, of juist. Het gedeelde kader van normen en waarden van een dominante gemeenschap, voor zover dat kader al invulling kan krijgen, heeft in een liberale maatschappij geen legitimiteit die de rechten van eender welk individu overstijgt.
Misschien zullen sommigen dit beschouwen als een reductio ad absurdum van een doorgeslagen liberalisme, en zeer zeker botst het radicaal met de maatschappijvisie van een conservatief volksnationalisme. Dat volksnationalisme kan rechten toeschrijven aan de dominante cultuurgemeenschap die zwaarder wegen dan de rechten van eender welk individu op zich, en kan het ook de taak van een overheid vinden om actie te ondernemen om de belangen van die cultuurgemeenschap an sich te beschermen, zelfs wanneer dat betekent dat de overheid de rechten van individuen om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven moet inperken. Een legitieme visie, maar wel één die radicaal botst met de liberale visie op de maatschappij.
Het zou het debat over normen en waarden ten goede komen wanneer conservatieve volksnationalisten dit verschil durven benoemen, en zich niet langer verschuilen achter de banier van het liberalisme om hun agenda te verkopen.
— Dit stuk verscheen op 7 maart in De Morgen.