We moeten de problemen benoemen, heet het. We kunnen ze niet onder de mat blijven vegen, we mogen niet blijven wegkijken. Goed: benoem ze dus.
Een partijvoorzitter die mensen die “hier geboren en getogen zijn” vereenzelvigt met hun “land van herkomst”, niet met België, doet verstaan: dit zijn geen echte Belgen, laat staan echte Vlamingen, dit zijn en blijven steeds vreemdelingen die dit land niet hun thuis mogen noemen, hier ‘te gast’ zolang het ons goeddunkt, al hebben ze nooit een ander land gekend. Een minister die visioenen heeft van dansende moslims, een staatssecretaris die inwoners van dit land die de Belgische nationaliteit verwerven een “vergiftiging” noemt, en dit in één ruk door koppelt aan de “linkse onveiligheidspuinhoop”. Laten we niet bang zijn het te benoemen: paroxysme van xenofobie, het aanjagen van de sluimerende veenbrand die racisme heet tot een verzengend vuur.
Het zogenaamde terrorismedebat is verworden tot het onbeschaamd appelleren aan de meest basale impulsen: ‘onze’ veiligheid versterken, dat betekent, ‘ons’ beschermen tegen de vreemdelingen die ons en onze beschaving dreigen te overspoelen. En telkens als de weverianen hun mond opendoen, blazen ze de veenbrand nog wat harder aan.
Alles en iedereen wordt op één hoop gegooid: terreurverdachten, vluchtelingen, asielzoekers, migranten – van de eerste tot en met de vierde generatie -, iedereen die er van ver of van dichtbij uitziet of er ‘vreemd’ bloed door zijn aderen stroomt, moslims: onbekend met ‘onze’ normen en waarden, onbetrouwbare sujetten die maar beter scherp in het oog gehouden worden, gasten die zich moeten aanpassen of opkrassen.
Dubbele nationaliteit? Gebrek aan loyaliteit. Zegt de separatist. Of men marcheert mee met ons op, of men is tegen ons. Niet blind zijn voor de problemen van het multiculturalisme, heet dat, en: de terreursympathisanten zijn onder ons, we mogen geen duimbreed toegeven. Alles één pot nat.
De weverianen rammen een spie in de barsten in onze maatschappij, proberen de samenleving te splijten voor electoraal gewin – en verwijten anderen, die zich niet schikken naar de marsorders van De Wever, te willen appelleren aan iedereen die hier woont en leeft, want dat is ‘stemmen ronselen bij moslims’. Alsof zij minder recht hebben hun stem te laten horen en zich te laten vertegenwoordigen, alsof het vies is ook met hen en hun bezorgdheden rekening te willen houden, alsof dit niet net zozeer hun land en hun samenleving is als die van De Wever en zijn “stemvee”, zoals hij het zo poëtisch en respectvol omschrijft wanneer het om kiezers van andere partijen gaat.
De stank van het pus wanneer de etterbuil iets te publiekelijk barst, wanneer de reacties op de dood van een jongen iets te onkies zijn: niets mee te maken.
Waar is de politieke leider die de moed heeft om hier een halt aan toe te roepen? Wie durft nog te zeggen dat dit land en deze samenleving van iedereen is die hier geboren en getogen is, ongeacht de voorgeschiedenis van ouders of voorouders, ongeacht hun religie, ongeacht hun huidskleur, zonder enig voorbehoud? Wie gaat wel het verhaal brengen dat iedereen hier tot ‘onze’ gemeenschap behoort, de ene niet meer en niet minder dan de andere?
De gemeenschapsafbakening te ‘onzer’ bescherming slaat een diepe kloof dwars doorheen onze steden en gemeenten, en wij staan erbij en kijken ernaar. Het is hoog tijd om te zeggen: genoeg.
*Dit stuk verscheen op woensdag 3 augustus in De Morgen.