3% van onze jongeren zou chronisch eenzaam zijn, blijkt uit onderzoek van de KULeuven.
Allemaal jongens en meisjes die zich door God en alleman verlaten weten, alleen op de wereld. Je ziet hen zitten, daar op de schoolbank, de rug gekromd, de blik gefixeerd op hun handen gevouwen op hun tafeltje, terwijl het rumoer van de klas over hen heen spoelt. Je ziet hen staan, daar op die fuif, de rug tegen de muur gedrukt, ze proberen zich onzichtbaar te maken terwijl om hen heen hun klasgenoten in elkaars oor zitten te schreeuwen om het bonken van de muziek te overstemmen. En ze denken: ik wil dat ook. Maar het is zo veraf.
Ze worden niet per se gepest. Het is niet dat ze geen vrienden hebben, of dat hun ouders hen niet met alle liefde van de wereld willen overladen. Maar constant in hun hoofd die gedachte die aan alle andere gedachten en gevoelens knaagt: dat zij er niet bij horen. En zo zet de verwijdering zich in, en in de verwijdering de bevestiging van de idee, tot voor hen alleen de afstand nog zichtbaar is, een gapende kloof tussen hen en de anderen, en hen enkel nog het staren in die donkerte rest, en de donkerte stomzwijgend terugstaart. Zal het verwonderen dat eenzaamheid en depressie weleens hand in hand durven gaan?
Al snel, bijna reflexief, wordt dan met de vinger naar ‘het internet’ gewezen, of nog beter, ‘de sociale media’, en dan in het bijzonder Facebook. Facebook, dat is iets dat in onze tijd nog niet bestond, dus het zal wel een kwalijke invloed hebben op onze kinderen. En dan is het nog eens mediahip ook, dus een onderzoekje dat er ook maar enigszins in slaagt ergens een link te liggen met die moloch, heeft gegarandeerd zijn vijf minuten aandacht beet. Onzin, natuurlijk. Alsof twintig, vijftig, honderd jaar geleden dezelfde jongeren zich niet net zo alleen op de wereld voelden, afgesneden van hun leeftijdsgenoten en hun familie. Alsof het toen niet bleef malen in hun hoofd: Niemand ziet mij, niemand kent mij, niemand wil mij.
Wat niet wil zeggen dat we er geen aandacht aan moeten besteden, integendeel. Er is weinig dat een mens meer naar beneden haalt dan het constante gevoel er alleen voor te staan, lucht te zijn voor de rest van de wereld – niet voor even, maar dag na dag, maand na maand, jaar in jaar uit. Spreek die jongen die met gekromde rug over zijn tafeltje gebogen zit, dat meisje dat wel in de muur van de fuifzaal wil verdwijnen even aan, wil je?
[Dit stuk verscheen eerder als De Mening in DS Avond (15 sept.).]