Is er iets waarmee men makkelijker denkt te kunnen scoren dan met het afschilderen van politici als geldwolven die enkel met zichzelf bezig zijn? De reacties op de publicatie in De Tijd van de cijfers over de partijfinanciering waren dan ook allerminst verrassend: het lef van onze partijen om in deze tijden van crisis onze zuurverdiende centen naar zichzelf te versluizen! Schande! De N-VA –volgens het rapport de rijkste partij van het land, en nooit verlegen om een populistische uitspraak meer of minder– was er dan ook als de kippen bij om te pleiten voor een drastische vermindering van de partijtoelages. Er werd elders al gewezen op het tactische vernunft van dat pleidooi: omdat de kans dat andere partijen bereid zijn zichzelf een financiële strop om de hals te leggen vrij minimaal is, kun je jezelf voordoen als de enige partij die niet het eigen belang voorop stelt, terwijl je toch blijft genieten van de grootste geldstroom. Ka-tsjing!
Achter het pleidooi van de N-VA om partijen financieel droog te leggen, schuilt echter een nog veel kwalijker gedachtegang, één die er toe leidt dat partijen buitenspel gezet worden in de publieke discussie. Partijen dragen een bepaalde visie uit over de samenleving, een visie waarvan ze ons willen overtuigen en die ze, eens aan de macht, willen realiseren. En die visie strookt niet altijd met wat andere belangen voor ogen staat. Partijen dienen zich dan ook te wapenen opdat ze zich zouden kunnen staande houden in de publieke discussie: ze moeten kunnen voorleggen welke maatregelen noodzakelijk zijn, welke impact bepaalde regelgeving heeft, waartoe andere voorstellen zouden leiden, enzovoort. En dat vergt studie, studie, en nog eens studie. En studies kosten geld. Zonder eigen financiering worden partijen volledig afhankelijk gemaakt van wat bedrijven, lobbygroepen, werkgevers- en werknemersorganisaties, en administraties allerhande het voordelig achten mee te geven. Alsof Groen de discussie over nucleaire energie moet aangaan op basis van een dossier hen ‘als vriendendienst’ bezorgd door Electrabel.
Door het dicht draaien van de geldkraan verworden partijen tot louter de spreekbuis van externe krachten – precies wat de N-VA andere partijen verwijt (“de PS verdedigt enkel de belangen van de vakbond!”), maar waar ze zelf ook niet bepaald vies van zijn (“VOKA says so!”). Het pleidooi van de N-VA is een pleidooi om het politieke speelveld te laten bezetten door belangen die de kiezer niet ter verantwoording kan roepen. Je kunt je afvragen: wie wordt daar precies beter van?
Edit: Het argument en bref: Gebrekkige financiering leidt tot gebrekkig studiewerk, en gebrekkig studiewerk leidt tot een sterk verzwakte positie in het publieke debat van wie enige democratische legitimiteit kan claimen. Wie wordt daar beter van?