In de hedendaagse samenleving sluimert voortdurend een conflict dat misschien wel zo valt samen te vatten: het is een strijd tussen enerzijds het respect voor het democratische basisprincipe recht te doen aan de veelheid van soms radicaal conflicterende visies op ‘het algemeen belang’ en ‘het goede leven’, en anderzijds het respect voor het verlangen zich deel te weten van één gemeenschap.
We vrezen de versplinterende gemeenschap waarin we ons niet thuis voelen, een samenleving waarin de mens geen gedeeld doel meer herkent dat hem overstijgt, dat hem inschrijft in een gemeenschappelijk verhaal, met een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst die meer is dan het lege formalisme dat we nu eenmaal met elkaar opgescheept zitten op dit kleine lapje grond. We hebben nood aan een gemeenschappelijk ideaal, meer te zijn dan een eenvoudige optelsom van particulieren met elk hun particuliere belangen.
De Franse filosoof en historicus Marcel Gauchet ziet de opkomst van de democratie door de eeuwen heen als een strijd voor de verovering van de autonomie op de heteronomie: een strijd om ons te ontworstelen aan de wet die ons door de goden wordt opgelegd, om onszelf de wet te stellen. Zolang die strijd nog echt gestreden moest worden, zolang er nog een concurrerend ideaal bestond – God – waartegen democraten zich konden afzetten, kon men zich beroepen op de idee van de ‘collectieve wil’ als alternatief ideaal: niet God stelt de wet, het volk stelt zichzelf de wet.
Maar nu God is weggevallen, blijkt die collectieve wil maar een problematisch substituut. Want hoe kan die wil van het volk een ideaal vormen dat ons overstijgt maar waarin elk van ons zich toch terugvindt? Hoe kan die volkswil méér zijn dan een kakofonie van conflicterende belangen?
Het populistisch nationalisme geeft antwoord op die vraag. Het volk, zo redeneren populistisch-nationalisten, vormt een homogeen blok, met een gedeeld moreel begrip, een gedeeld idee van zichzelf en de samenleving, een gedeelde visie op ‘het algemeen belang’ en ‘het goede leven’: er is één volk, met één volkswil, de populistisch-nationalistische partij is de unieke vertolker van die wil van het volk, en de staat moet aan die volkswil beantwoorden om legitiem te zijn.
Populistisch-nationalisten ontkennen de inherente pluraliteit van het volk, met conflicterende visies op wat ‘het goede leven’ en ‘het algemeen belang’ is: wie niet hun mening is toegedaan, toont daarmee niet tot het echte volk te behoren; zulke visies op de samenleving zijn dan ook illegitiem, niet van tel, want volksvreemd.
Maar wie weigert om die pluraliteit een plaats te geven binnen dezelfde democratische ruimte, plaatst zichzelf buiten de democratie. Een democratische gemeenschap die zich alleen als gemeenschap kan redden door elk element dat de illusie van eenheid doorbreekt uit te bannen, is geen democratie.
— Dit stuk verscheen op 6 juni in De Morgen.